Herijking verdeelmodellen gemeentefonds en uitkeringsstelsel
Op dit moment is het ministerie van binnenlandse zaken bezig om het uitkeringsstelsel en de verdeelmodellen in het gemeentefonds te herijken. Het ministerie wil deze herijking begin volgend jaar afronden en in de meicirculaire 2020 al de verdeling van de gemeentefondsmiddelen voor 2021 en verder op basis van de nieuwe verdeelmodellen publiceren. Op dit moment is het niet mogelijk om een inschatting te geven van mogelijke financiële gevolgen. Het onderzoek is daarvoor nog niet ver genoeg. Wel willen we hier aangeven dat een geringe aanpassing in het gemeentefonds forse financiële gevolgen kan hebben. Onder andere via de VNG zijn wij betrokken bij dit proces. Zodra de nieuwe verdeelmodellen duidelijk zijn, zullen we uw raad hierover informeren.
Raming ruimte onder plafond BTW-compensatiefonds
In de meicirculaire 2019 is een advies opgenomen voor de verwerking van de ruimte onder het plafond van het BTW compensatiefonds (BCF). De provinciale toezichthouders hebben aangegeven dit advies als richtlijn te gebruiken bij het beoordelen van de begrotingen.
Dit advies houdt in :
Gezien de onzekerheid over de toekomstige ontwikkeling van de ruimte onder het plafond BCF, luidt het advies om voorzichtigheid in acht te nemen door een raming op te nemen, die maximaal gebaseerd is op de meest recente, gerealiseerde ruimte onder het plafond BCF. Dat is het bedrag van de realisatie over 2018. Dit bedrag (€ 400.000) over 2018 vormt daarmee het uitgangspunt voor de door de gemeenten op te nemen ruimte onder het plafond BCF voor het begrotingsjaar 2020. Deze uitkomst wordt vervolgens constant gehouden in de meerjarenraming 2021 - 2024.
Begrippen
Gemeentefonds
Het Rijk stelt via het Gemeentefonds middelen beschikbaar om de gemeentelijke taken uit te voeren. Via circulaires verschaft het Rijk ons informatie over de actualiteiten binnen het fonds. In deze begroting is het gemeentefonds bijgewerkt tot en met de meicirculaire 2019. Gebruikelijk is dat wij de septembercirculaire bij de Zomernota verwerken.
Het gemeentefonds bestaat uit drie soorten uitkeringen: de Algemene uitkering, de Decentralisatie‐uitkeringen en de Integratie-uitkeringen. De uitkeringen hebben met elkaar gemeen dat gemeenten zich voor de besteding van de middelen niet hoeven te verantwoorden bij het Rijk.
Algemene uitkering
Deze uitkering is via de Financiële verhoudingswet gekoppeld aan bepaalde uitgaven in de Rijksbegroting. Stijgen die uitgaven dan stijgt de uitkering en dalen de uitgaven dan daalt de uitkering. Deze systematiek wordt de trap‐op‐trap‐af methode genoemd. Het Rijk verdeelt vervolgens de uitkering over alle Nederlandse gemeenten via een aantal maatstaven. Dit zijn statistische gegevens zoals aantal inwoners, bijstandsontvangers en oppervlakte land. Door vermenigvuldiging van de aantallen(q) met een bedrag per eenheid (p) wordt voor iedere gemeente de bijdrage berekend. Het surplus of het tekort aan middelen wordt via de uitkeringsfactor over alle gemeenten verdeeld. Onze uitkering wordt dus niet alleen beïnvloed door lokale veranderingen maar ook door ontwikkelingen in andere gemeenten. In onze meerjarenbegroting volgen wij de belangrijkste landelijke volume ontwikkelingen zoals die jaarlijks in de meicirculaire zijn opgenomen. Wijzigingen in bijvoorbeeld wettelijke taken of regeringsbeleid kunnen tot verhoging of verlaging van de uitkering leiden. Deze wijzigingen worden taakmutaties genoemd. Deze taakmutaties worden door het Rijk gekoppeld aan specifieke taken.
Accres
Vanaf 2018 is de basis voor het accres (toe-of afname) van het gemeentefonds gewijzigd. Tot nu toe werd het gemeentefonds gebaseerd op de NGRU (Netto Gecorrigeerde Rijks Uitgaven). De basis voor het gemeentefonds is voortaan breder omdat de rijks uitgaven in de sociale zekerheid en zorg meetellen. De normeringssystematiek blijft aldus gelden maar het accres heeft voortaan de ARU (Accres Relevante Uitgaven) als basis. De gedachte hierachter is dat de accresontwikkeling zo stabieler wordt.
Decentralisatie-uitkeringen (DU’s)
Dit zijn uitkeringen voor specifieke onderwerpen zoals maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Soms zijn de uitkeringen eenmalig of beperkt in duur. Ook kan het zijn dat niet elke gemeente ervoor in aanmerking komt, denk hierbij bijvoorbeeld aan versterking aanpak jihadisme of LHBT-emancipatiebeleid. Elke DU heeft zijn eigen verdeelsystematiek. Hierboven hebben wij al gemeld dat wij voor de besteding van deze uitkeringen geen verantwoording aan het Rijk hoeven af te leggen. Wel zien wij geregeld dat er tussen de gemeenten en het Rijk outcome‐doelen worden afgesproken.
Integratie-uitkeringen (IU’s)
Een integratie-uitkering is vergelijkbaar met een decentralisatie-uitkering. Wel zijn er verschillen. Een integratie-uitkering wordt uitgekeerd aan alle gemeenten. Daarnaast staat het vast dat de integratie-uitkering op termijn wordt overgeheveld naar de algemene uitkering. Een integratie-uitkering wordt vooral gebruikt om grote herverdeeleffecten op te vangen.
Sociaal domein
De volgende onderdelen van het sociaal domein zijn in de meicirculaire 2018 overgeheveld naar de algemene uitkering:
- IUSD Wmo 2015, met uitzondering van beschermd wonen;
- IUSD Jeugdhulp, met uitzondering van voogdij/18+;
- IUSD Participatie, onderdeel re-integratie klassiek;
- IU Wmo 2007, met name huishoudelijk hulp.
Hiermee maken ze deel uit van de trap-op-trap-af systematiek. Deze overheveling van bepaalde delen van het sociaal domein is geëffectueerd via aanpassing/toevoeging van (nieuwe) maatstaven.
De delen van de IUSD die (nog) niet overgaan naar de algemene uitkering blijven vanaf 2019 bestaan onder de namen:
- IU beschermd wonen;
- IU voogdij/18+;
- IU participatie.